Fotopagina van Lieske Leunissen
|
De schenking van Koningin Gerberga
De schenkingsakte van Koningin Gerberga uit 968, waarin Klimmen wordt genoemd, is de directe aanleiding geweest tot het herdenken van het 10e eeuwfeest van deze koninklijke daad. Al mag men dan als vanzelfsprekend aannemen dat, datgene wat geschonken werd, reeds eerder bestond en dus op een nog ouder bestaan kan wijzen. Het spreekt niettemin tot de verbeelding, dat er in die vroege tijden, toen geschreven bronnen nog vrij zeldzaam waren, een document ontstond dat reeds de naam van ons dorp bevatte.
Gerberga
Hendrik I, geboren in 876, was de eerste duitse keizer uit het Saksische huis en regeerde van 919 tot 936. De regering van zijn zoon en opvolger, Otto I, die 36 jaar duurde, was een aaneenschakeling van oorlogen.
Gerberga, dochter van Hendrik I en zijn tweede echtgenote Mathilde, had behalve de reeds genoemde Otto nog twee andere broers nl. Hendrik en Bruno en een zuster Haduwin. Op jeugdige leeftijd trouwde Gerberga met Giselbert, hertog van Lotharingen (929). Van hem ontving zij als huwelijksgift het predium Meerssen dat Giselbert, op zijn beurt, geërfd had van zijn vader Renier I, die te Meerssen in 815 was overleden. De reden waarom Gerberga juist haar domein Meerssen, waartoe Klimmen behoorde en geen ander goed wegschonk was hoogst waarschijnlijk, dat reeds eerder delen hiervan aan de abdij van Reims waren geschonken. Kort na de dood van Giselbert in 939 hertrouwde Gerberga met de franse koning Lodewijk van Overzee, zo genoemd omdat hij zijn jeugd in Engeland had doorgebracht. In 942 werd ze in de basiliek van Reims plechtig tot koningin gekroond, haar zoon Lotharius ontving de koningskroon aldaar op 12 november 954. Zowel haar tweede echtgenoot Lodewijk, die in 954 overleden was, als zijzelf, overleden in 973 en hun zoon Lotharius, gestorven in 986, vonden in deze kerk tevens hun laatste rustplaats.
Gen Huusken
Volgens de Crassier (publ. 1932 blz. 240) bezat koningin Gerberga vóór en in 968 te Klimmen een 'villa regia', een jachtslot. In laatstgenoemd jaar schonk zij dit bezit, evenals haar ander onroerend goed alhier, aan de abdij van Reims. Men veronderstelt dat dit jachtslot gelegen was op de plaats waar zich thans 'gen Huusken' bevindt. De Voorlopige Lijst van Nederlandsche Monumenten zegt hiervan in deel VIII, eerste stuk, pagina 186: "Van het kasteel Klimmen, een gemoderniseerd herenhuis op omgracht terrein, heeft een gedeelte zware, van Kunradersteen en keien gebouwde muren, volgens overlevering overblijfselen van een vroeger jachtslot."
Giselbert
Tijdens de regering van Hendrik I, keizer van Duitsland, was onder de Lotharingse adel een hevige machtstrijd gaande om de beste plaatsen in te nemen. Giselbert, zoon van Renier I, was een der machtigsten. De geschiedenis vertelt van hem dat hij een woelziek man was. Men moet echter ook zijn taai doorzettingsvermogen bewonderen, dat gericht was op een gestage uitbreiding van zijn invloed. Hij riskeerde zelfs een strijd met Karel de Eenvoudige, koning van Frankrijk. Deze uitdaging kwam hem duur te staan. Giselbert werd door Karel belegerd aan de Maas tegenover Hartelsteijn. Na de strijd te hebben verloren zwom Giselbert, typerend voor zijn taaiheid, de Maas over en zocht steun bij Hendrik, toen nog hertog van Saksen, die hem weer met de franse koning verzoende. In 922 kreeg Giselbert dan ook zijn bezittingen Maastricht, waar hij resideerde, Meerssen, Lith, Jupille, Herstal en Chevremont bij Luik weer terug.
Hendrik van Saksen, die koning van Duitsland was geworden, herstelde Giselbert als hertog van Lotharingen. Deze huwde de dochter van Hendrik I, de ons bekende Gerberga. Giselbert werd opnieuw tot strijd gedwongen, toen Otto de Grote of Otto I, de broer van Gerberga, na het overlijden van zijn vader, te Aken tot koning werd gekroond. Otto wilde het rijk van Karel de Grote herstellen en streefde er naar de machtige hertogen af te zetten. Zo komt hij ook in conflict met Giselbert. Deze wordt in 939 in Duitsland verslagen. Bij de terugtocht verdronk hij bij Andernach in de Rijn...
De schenking
Het Benedictijnerklooster van de abdij van Reims was in 590 gesticht naast het graf van de Heilige Remigius. Dit klooster werd door de franse koningen, ter ere van deze heilige, leraar en apostel der Franken, met grote goederen verrijkt.
Ook koningin Gerberga, inmiddels voor de tweede keer weduwe geworden, besloot tot een dergelijke schenking tijdens een verblijf te Echt, dat ook tot haar domein behoorde. De koninklijke gift betrof niet alleen Meerssen maar ook alle aanhorige goederen waaronder Klimmen, Lith in Noord-Brabant, Herten en Angleur bij Luik.
Haar schenking heeft, volgens de daarvoor opgemaakte akte, officieel tot doel het klooster te Reims tot grotere bloei te brengen en de gedachtenis aan haar eerste man Giselbert en diens ouders Ragener (Renier) en Albrada, naast die aan haarzelf, levendig te houden door "onophoudelijke gebeden en offergaven". Voor deze schenking had zij de toestemming van Otto, als duits keizer, nodig. Maar wat kon deze anders doen dan zijn toestemming geven nu hijzelf in zijn rijk vele geestelijken als rijksbestuurders aanstelde, ook al om erfopvolging van bloedverwanten te voorkomen.
Van deze schenking werd uiteraard op plechtige wijze in het jaar 968 een akte opgemaakt, waarbij een aantal getuigen aanwezig was. Naast edelen uit haar hofhouding, haar getrouwen, zijn hier speciaal te noemen de abt Hugues van de abdij van Rijms, de voornaamste belanghebbende en de bisschop van Toul. Verder moeten er bloedverwanten van Gerberga als getuigen zijn opgetreden. Zo wordt ook genoemd "Juvenis magne indolis Caroli", Karel de zeer begaafde jongeling die men gewoonlijk identificeert met Karel, toekomstig hertog van Neder-Lotharingen en laatste zoon van Gerberga en Lodewijk, geboren in 953.
De schenkingsakte.
De oorspronkelijke akte van 968 bestaat niet meer. Mej. Claire Bernard, een belgische geleerde (Claire Bernard, Bulletin de la Commission Royale d'Histoire CXXIII, 4e livraison: Etude sur le diplome de 968, par lequel Gerberge, veuve de Louis IV d'Outremer, donne à Saint-Rémi de Reims son domaine de Meerssen, blz. 191-224), heeft een bijzondere studie van dit document gemaakt. Het is haar gelukt vast te stellen dat de huidige copie, gemaakt omstreeks 1138 te Reims, als een authentiek afschrift kan worden beschouwd. Het originele stuk was waarschijnlijk zo door de ouderdom aangetast, dat een officieel afschrift noodzakelijk bleek als bewijs voor het verworven bezit. Nog in 1563 was dit stuk aanwezig onder de documenten van de abdij van Reims. In 1611 moet het in de abdij van Eaucourt zijn terechtgekomen omdat de bezittingen van de proosdij van Meerssen in dat jaar naar Eaucourt overgingen. De archieven van de abdij van Eaucourt zijn in het departementale archiefdepot van Pas de Calais beland. Bij inventarisatie in 1903 bleek dit charter echter niet meer aanwezig te zijn. Intussen is gebleken dat het zich in het archief van de Proosdij van Meerssen bevond dat ondergebracht was in het Algemeen Rijksarchief te Brussel. Door een ruilovereenkomst tussen België en Nederland in 1954 werd dit document overgebracht naar het Rijksarchief te Maastricht, waar zich ook thans nog de copie van de schenkingsakte van Gerbergia bevindt. Het Charter is van perkament, ongeveer 39 x 49 cm. groot en gesteld in het schift van de twaalfde eeuw.
Schenkingsakte koningin Gerberga 968 (vertaling)
In Naam van de Heilige en Ondeelbare Drieëenheid;
Gerberga, door de genade Gods in alle nederigheid koningin van Frankrijk;
omdat geheel de Heilige Kerk vanaf het begin van het Christendom, wanneer Wij alle kerkelijke goederen aan ons oog voorbij laten gaan, voornamelijk door giften van koningen is verrijkt,
achten Wij het waarlijk passend, deze oude gewoonte volgend, door iets van Onze bezittingen de Kerk te eren en te verheffen, in de hoop met eeuwige goederen beloond te worden door de Heer, Wiens liefdevolle bestiering Onze handelingen ten goede moge leiden.
Daarom zij het bekend aan alle gelovigen, zowel die nu leven als die na hen komen zullen, dat Wij, die ons zeer verheugen dat de plaats van de Heilige Remigius, de roemrijke leraar en Apostel der Franken, door toename van rechten een gelukkige voorspoed heeft en door velerlei bezit van goederen verrijkt is, op raad en ook met goedertieren en welwillende instemming van Heer Otto, onze doorluchtige Keizer, aan de Heilige Remigius overdragen door de hand van onze trouwe Raadsheer Graaf Arnulf, die wij hiertoe plechtig de wettige opdracht verlenen een eigengeërfd goed, Ons wettig toebehorend, toegewijd aan de Heilige Petrus, genaamd Meerssen in het Graafschap Maasgouw, met alles wat bij dat goed behoort,
t.w. Klimmen en Lith met aanhorigheden,
Herten en Angleur met aanhorigheden,
en daarbij voegend alle andere rechten, die reeds vroeger van Koninklijke inkomsten tot Heerlijk recht geworden zijn;
dit ten overstaan en onder goedkeuring en bevestiging van Gerardus, Bisschop van Toul, en de Graven Emmo en Ansfried en nog enige andere mannen van adel, terwijl Wij alleszins vertrouwen vooral door de verdiensten van onze zo grote Vader en Beschermheilige te worden geholpen en dit alles doen voor Ons eigen zieleheil en tot lafenis van Onze eerste echtgenoot zaliger gedachtenis, Giselbertus, en Zijn ouders, t.w. Zijn vader Ragenerus en Zijn moeder Albrada;
met dien verstande, dat genoemde plaats van de Heilige Remigius die als hoofdstad van Frankrijk van oudsher altijd met koninklijke schenkingen is vereerd, ook door Onze koninklijke giften rijker en machtiger worde en dit allodium als zijn eigendom naar wet en recht ten eeuwige dage bezitte, opdat men terzelfder plaatse altijd de gebedsgedachtenis houde van Ons en Onze eerste echtgenoot Giselbertus voornoemd tesamen, en door voortdurende gebeden, offergaven en smekingen deze gebedsgedachtenis vroom viere voor het aanschijn van God, tot wie deze gericht is.
Dit allodium heeft naar ambtelijke vastlegging, alles bij elkaar gerekend, een grootte van 82 mansi, zowel bebouwd als onontgonnen land, bossen, beemden, wijnbergen en weiden, akkers, molens, wateren of waterlopen, uitgangen en toegangswegen.
Zou overigens iemand het ooit wagen deze koninklijke overdracht aan te vallen of in vijandelijke gezindheid schade te berokkenen, dan zal hij als schuldig aan majesteitsschennis de straffen ondergaan die aan zijn vermetelheid beantwoorden. Bovendien zal hij aan God en de Heilige Remigius de wettelijke genoegdoening en volle schadevergoeding schenken en zo zal deze onze koninklijke schenking voor altijd onverlet en onaantastbaar blijven.
Gedaan de 10e februari in het jaar van de menswording des Heren 968, in het bovengenoemd graafschap, in de plaats die genoemd wordt Hacta (Echt)
In het 32e jaar van de regering van Heer Otto, de beroemde heerser en doorluchtige keizer en in het 7e jaar van de regering van zijn gelijknamige zoon.
Dit is het teken van Vrouwe Gerberga, roemrijke Koningin, die met koninklijk gezag dit schriftstuk dat zij liet opmaken, genadig bekrachtigde en door anderen liet bevestigen.
Dit is het teken van de veel belovende jongeling Carolus.
Dit is het teken van Graaf Arnulf, die als gevolmachtigde van de koningin deze overdracht volbracht.
Dit is het teken van graaf Emmo.
Dit is het teken van graaf Ansfried
Dit is het teken van Hubertus
Dit is het teken nogmaals van Hubertus.
Dit is het teken van Gotram.
Dit is het teken van Franco.
Dit is het teken van Gerardus.
Dit is het teken van Eurvinus.
Dit is het teken van Adelstamnus.
Dit is het teken van Hunico.
Dit is het teken van Godelivus.
Dit is het teken van Ysaac.
Dit is het teken van Theodericus.
Dit is het teken van Onulfus.
Dit is het teken van Wilbertus.
Dit is het teken van Rotlandus.
Dit is het teken van Ragenerus.
Gegeven de 12e februari door de hand van de koningin en overgenomen door Heer abt Hugo, die daar aanwezig was met zijn voogd, voornoemde graaf Emmo.
Schenkingsakte
Bron: 968-1968 Klimmen - Emile Brouwers
Klik hier om terug te keren naar de geschiedenis van Klimmen
|