Een opzienbare ontdekking!

 

Het in de kerktoren genomen boormonster van een eiken balk

Naar aanleiding van een in 2009 op initiatief van pastoor Crutzen verricht dendrochronologisch
onderzoek (= wetenschapsdiscipline die zich bezighoudt met het dateren van houten voorwerpen of archeologische vondsten aan de hand van in de voorwerpen herkenbare groeiringen) naar een eiken balk van onze parochiekerk, kwam onze parochieherder tot een opzienbarende ontdekking.

Lees hier zijn bevindingen!

De laatste jaarring dateert uit 1324

Brand

Tussen de tiende en het begin van de veertiende eeuw groeide de economische bedrijvigheid in Europa. De bevolking nam in aantal toe, wat leidde tot grote ontginningen. De veertiende en de eerste helft van de vijftiende eeuw waren in grote delen van Europa een tijd van crisis. De bevolkingsgroei stagneerde. Hongersnoden teisterden Europa in de jaren 1317-1319. Tussen 1348-1351 volgde de eerste grote pestepidemie. In de vijftiende eeuw trad daarop een herstel in van de economie.

Deze algemene ontwikkelingen moeten van invloed zijn geweest op de situatie in onze streken.[I] Over het grootste deel van deze tijd zwijgen de bronnen over Klimmen, zeker over het kerkgebouw. Alleen het resultaat van recent verricht dendrochronologisch onderzoek naar een balk die zonder twijfel deel moet hebben uitgemaakt van de middeleeuwse kap van de kerk geeft een aanwijzing van hetgeen zich te Klimmen op het einde van de dertiende en in het eerste kwart van de veertiende eeuw heeft afgespeeld. Bij de restauratie van de kerk en de uitbreiding ervan rond 1905 heeft de architect waar mogelijk de oude balken van de kap van het schip van de kerk gehandhaafd en voorzover nodig verstevigd met nieuwe. De oude balken vertonen geen enkel spoor van brand. De onderzochte balk lag los op de dragende balk tegen de westelijke muur van het schip en gedeeltelijk op de noordelijke muur van het schip. Het blijkt dat deze eiken balk is gekapt in de zomer van het jaar 1324.[II] Het afbranden van de kerk moet dus dateren van voor dit jaar. Daarvan getuigt nog altijd de brandlaag die zich op een diepte van gemiddeld 20-30 centimeter onder de huidige kerkvloer bevindt, alsook in 1984 teruggevonden geblakerde stenen.[III] Zo ook roodgekleurde stenen aan de buitenkant van de hoofdbeuk van de kerk.

Tussen verwoesting en wederopbouw zullen enige decennia gelegen hebben. Van de parochiekerk van Gulpen is bekend dat deze in 1568 is ten prooi gevallen aan oorlogshandelingen en pas in 1613/1614 weer werd herbouwd. De herstelling van het in 1568 eveneens vernielde kasteel Neubourg vond plaats rond 1595.[IV]
Ons inziens is de kerk van Klimmen tijdens de Limburgse Successieoorlogen (1283-1288) verbrand.

De eik is vermoedelijk in 1275 geplant

De gevechtshandelingen zetten geheel Limburg jarenlang in vuur en vlam. De aanleiding was het openvallen van de erfopvolging in het hertogdom Limburg in 1283 bij het overlijden van de laatste hertogin, Irmgardis. Het kleine hertogdom met als hoofdplaats Limburg aan de Vesder was belangrijk door zijn ligging aan de zuidwestelijke toegang van de Nederrijnse laagvlakte. Door het hertogelijke Land van ’s-Hertogenrade liep een deel van de grote handelsweg van Vlaanderen en Brabant via Valkenburg-Jülich naar Keulen, zodat de hertog de doorvoerhandel kon controleren. Op deze weg bezat hij het lucreatieve keizerlijke geleiderecht. Er daagden dan ook verschillende gegadigden op voor de vrijgekomen Limburgse erfenis. Zij verbonden zich met partijgangers, bij wie zij steun zochten om hun al dan niet voorgewende erfrecht te doen gelden.
Hertog Jan I van Brabant (1267-1294) kocht van een van de gegadigden het erfrecht af, want het hertogdom Limburg was voor hem een mooie uitbreiding, aansluitend bij het reeds rechts van de Maas verkregen bezit. Daarmee kwam Brabant weer tegenover Gelre te staan, dat ook het oog had laten vallen op de Limburgse erfenis. Jan I vond niet alleen steun bij de graven van Holland en Loon, van Kleef en Gulik en de heer van Horn, maar ook bij de burgers van Keulen die in onmin leefden met hun aarstbisschop. Deze sloot zich op zijn beurt aan bij Gelre, evenals de heer van Valkenburg, van Boxmeer, en de graven van Vlaanderen en Luxemburg. De spoedig uitbrekende gevechten speelden zich af in de Betuwe, het Land van Maas en Waal en in het oostelijk deel van het huidige Zuid-Limburg. De heer van Valkenburg viel Maastricht tweemaal tevergeefs aan. De Brabantse hertog belegerde daarop het Valkenburgse kasteel om de kasteelheer gevangen te nemen, maar dat mislukte eveneens. De beslissende slag vond tenslotte plaats op 5 juni 1288 te Worringen. De Geldersen met hun aanhang dolven toen het onderspit. De graaf van Gelre werd samen met de aartsbisschop door Brabant gevangen genomen. De afsluiting van de strijd om de Limburgse erfenis vormden de te Parijs gesloten overeenkomsten van 15 oktober 1289 tussen Jan I en Reinald van Gelre.

Jan van Heelu schreef in 1291 of 1292 over de oorlogshandelingen een op historische gebeurtenissen berustend heldenepos met hertog Jan I als centrale figuur. Het eerste en ook het begin van het tweede deel van zijn ‘Rymkronyk’ is een relaas van gebeurtenissen die voorafgaan aan de Slag bij Worringen op 5 juni 1288.

Afbeelding: Handboek voor de geschiedenis van Limburg - P. J. H. Ubachs

Aan het werk van Jan van Heelu word een grote historische betrouwbaarheid toegekend. De dichter vermeldt dat eind 1287 of begin 1288 hertog Jan I een grote krijgstocht ondernam in het Rijnland. Toen voor hem in Duren een omsingeling dreigde, trok hij zich terug op Maastricht, achtervolgd door de vijandelijke legers. Dan vertelt Jan van Heelu in een kort intermezzo dat er strijd was ontstaan tussen de bisschop van Luik, Jan van Vlaanderen (1282-1292), en Walram van Valkenburg (1268-1302). Deze laatste lag met zijn bondgenoten te Voerendaal. In vers 3870 verhaalt hij dat op een avond Herman van Wittem – hij was bevelhebber van Maastricht en stond vanaf het begin aan de kant van de Brabantse hertog -, vertrok “Ute Tricht, ende begonde / Bi Mersene, int lant / Van Valkenborch, te stekene brant, / Datmen den roec daer af wale / Op sach gaen tote voren Dale.” De bevelhebber zal geweten hebben waar de troepen van de tegenstanders waren gelegerd. In een korte tijd moet hij met een vermoedelijk kleine groep soldaten te paard over een breed front op verschillende plaatsen branden hebben ontstoken. Te beginnen in de buurt van Meerssen, ons inziens op het plateau van Schimmert tot en met Klimmen.
Brand veroorzaakt altijd paniek en geschreeuw.

Pastoor Frans Crutzen

Eenieder helpt dan ook mee om te voorkomen dat het vuur overslaat op andere gebouwen. De alom aanwezige stilte van de avonduren werd compleet doorbroken. De aktie van Van Wittem wekte in het het kampement bij Voerendaal de indruk dat een grote troepenmacht in aantocht was. In de veronderstelling dat de legers van zowel de hertog van Brabant en die van de bisschop van Luik eraan kwamen vluchtten daarop al hun tegenstanders.[V]
Is het vreemd als wij hieruit concluderen dat die nacht ook de kerk van Klimmen in vlammen is opgegaan, een schouwspel dat tot in Voerendaal duidelijk zichtbaar moet zijn geweest?

Rond 1325 is de kerk hersteld. Ook de toren dateert ons inziens uit dezelfde tijd, inclusief het gewelf dat zich daarin vroeger bevond. Immers de mergelsteen waarin de kerktoren bijna geheel is opgetrokken vertoont geen brandsporen.

* * * * *

Bronnen:

[I] Ubachs, Handboek voor de geschiedenis van Limburg, 87 en 112.

[II] Op maandag 16 maart 2009 werd door ir. Sjoerd van Daalen, dendrochronoloog, werkzaam bij BAAC (Bouwhistorie Archeologie Architectuur- en Cultuurhistorie) uit Deventer, in het bijzijn van ir. Marta Domínguez Delmás van RING (Nederlands Centrum voor Dendrochronologie) te Amersfoort en pastoor Frans Crutzen van Ransdaal en Klimmen, een boormonster genomen van een eiken balk in de kerktoren van Klimmen waarop voorheen de vloer heeft gelegen van de oude klokkenverdieping. De aanwezige oude balken van de dakstoel boven het schip van de kerk bleken niet geschikt te zijn voor dendrochronologisch onderzoek, met uitzondering van een losse balk van ongeveer een meter, die gelegen was op de meest westelijke draagbalk, tegen de westgevel van het schip en de toren en gedeeltelijk op de noordelijk muur van het schip. Van deze losse eiken balk, vermoedelijk afkomstig uit de kap van de kerk, is door Van Daalen de laatste ring gedateerd op 1324. Hij schat dat de boom is gekapt in de zomer van hetzelfde jaar, zie: PAK, Uitslag dendrochronologisch onderzoek Klimmen, BAAC – Deventer 23 maart 2009, kenmerk D-09.0101, metingcode 1 MS0022 (torenbalk) en 1MS0023 (losse balk); verslag kerkbestuursvergadering 31 maart 2009.

[III] Engels, Graafwerkzaamheden, 11.

[IV] J. Belonje, Genealogische en heraldische gedenkwaardigheden in en uit de kerken der provincie lImburg, in: PSHAL (1960-1961), 3-444, h.l. 88; Frank Hovens, Kasteel Neubourg in 1568 door troepen van Willem van Oranje met een ‘bezoek’ vereerd, in: De Maasgouw 127 (2008), 103-105.

[V] J.F. Willems, Chronique en vers de Jean van Heelu, ou relation de la bataille de Woeringen, Bruxelles 1836, VIII (datering), 142 (verzen 3847-3884). Voor de identificatie van plaatsnamen, zie: J. Goossens, De geografie van de Limburgse successieoorlog bij Jan van Heelu, Hasselt 1989, …… . Voor bisschop Jan van Vlaanderen, zie: Joseph Daris, Histoire du diocèse et de la principauté de Liège pendant le XIIIe et le XIVe siècle, Liège 1891, 255-292; voor Walram van Valkenburg, zie: J.M. van de Venne, Geschiedenis van het kasteel van Valkenburg zijn heren en hun drossaarden, Valkenburg 1951, 78-88; Corsten, Die Herren von Valkenburg, 183-188. Voor Herman van Wittem, zie: H. Mosmans, De heeren van Wittem, Venlo 1923, 21-26; Ulrich Lehnhard, Teilnehmer der Schlacht bei Worringen, in: W. Janssen u.a.. Der Tag bei Worringen 5. Juni 1288, Köln-Wien 1988, 135-185. h.l

De uitslag van het dendrochronologisch onderzoek Klimmen, BAAC – Deventer 23 maart 2009

 


Klik hier om terug te keren naar de geschiedenis van Klimmen

 

© 2009 W. Leunissen